|
|||
Thies
|
Ademgaten in een doodskist;
Debutant Willem Thies dicht gothic Het gaat er bloedig aan toe, in de poëzie van Willem Thies. Vaak klinkt zijn zwart-romantische toon geposeerd, maar er zijn momenten dat Thies door de oppervlakte heen prikt. In de Sandwich-reeks, die onder redactie van Gerrit Komrij gelijkelijk ruimte biedt aan vergeten dichters en debutanten, is recent het debuut van Willem Thies verschenen: 'Toendra'. Thies was onder meer medeoprichter van het punkrocktijdschrift Zeroxat. In zijn bundel vind je zijn voorliefde voor de ruige heavy metal muziek terug in 'gothic' settings als kerkhoven, een ruïneuze bunker of het bloederige bad van een zelfmoordenaar. Bloed vloeit hier sowieso rijkelijk, terwijl ook talloze soldaten, messen, granaten en glasscherven de regels bevolken. Zelfs de geweldsiconen van vorige generaties - WO II, de executie van Che Guevara, Vietnam - ontbreken niet, evenmin als seks en drugs. Thies is een muzikale en literaire zwartromanticus kortom. Zo opent de bundel met een slachthuisscène in het gedicht 'Sparagmos', een titel die tegelijk verwijst naar het levend verscheuren van mensen tijdens Oudgriekse dionysische riten en naar de in 1980 in Polen opgerichte thrash metal band van die naam. Ook in 'Op drift' gaat het er maudit aan toe: "bloed druipt van mijn donkere wenkbrauwen", "mijn tong blauw van de wijn", "ik ga liggen als een hond". Je reinste zwartromantiek allemaal, die eerlijk gezegd nogal geposeerd aandoet. Het is in wezen een heel traditioneel gedicht met trekken van de 19de-eeuwse bohémien-cultuur. Traditioneel zwartromantisch zijn ook de vaak dik opgelegde contrasten: 'mijn tempels & kazernes' of 'zwartgehelmde engelen'. Idem het pathetische doodsverlangen in: "Al wat ik wil: / de kus van de kogel / op mijn voorhoofd / licht als de adem van een engel". Op andere momenten weet Thies gelukkig aan de clichés van punk en gedoemde dichters te ontstijgen. De titel van de bundel suggereert een navrante geestelijke woestenij. Er spreekt een modern gevoel van existentiële leegte en onbewoonbaarheid uit die verstikkend werkt. 'Blauw' eindigt dan ook met een krachtig verwoord verzet hiertegen waarvan de uitkomst dubieus blijft: "we spelen voor ons leven // we boren ademgaten in een doodskist en noemen het vrijheid". Het rauwe element in deze heavy metal poëzie lijkt in werkelijkheid een in geweldsmetaforen verpakte schreeuw om bevrijding uit de geestelijke toendra en onze door 'pillen & capsules' in stand gehouden inertie daartegenover. Al met al toch een erg ongelijke bundel, vol pose en bombast ('de rots van mijn borst'), maar op andere momenten op hoop van zegen het mes zettend in wat de mens onderhuids beknelt. Dat we wel goed willen bijvoorbeeld, maar in onze onbehouwenheid en onnozelheid vaak kwaad doen: "en zo staan wij tenslotte met in onze armen / een doodgedrukte baby, een engel in scherven". In de korte slotafdeling zet de dichter zijn hoofdthematiek opeens goeddeels opzij. 'Wapens op de grond' heet het daar. Het zijn voor het merendeel liefdesgedichten, niet al te goed, noch al te slecht. Fascinerend daarentegen is 'De onmacht van
Michelangelo' (zie onderaan dit stuk).
De onmacht van Michelangelo De wind neemt happen van het gras. Een wit kind wuift met een wijde arm Een reepje stof hangt omlaag De wind haalt zijn hand door het gras. Een bij harpoeneert mijn arm Er is een steen die men niet vormen kan naar zijn hand.
|
||