Willem Thies
volgende   -    terug naar 't overzicht   

Thies

Agenda

Publicaties

Werk in
wording

De Pers

Audiovisueel

Links

E-mail

©

 

 

 

 

 

 

 


Ongezonde interesse in de dood'; Prijswinnend poëziedebuut rijk aan horroreffecten en macabere situaties
NRC Handelsblad, 24 juni 2006
Door Ron Rijghard

Willem Thies (33) won deze week de C. Buddingh'-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut. "Ik hou van de donkere kanten van het leven."

Voorafgaand aan het interview waarschuwt de dichter per sms: "Opnameapparatuur kan gewenst zijn; ik dicht compact, maar praat als Castro." Over een kater tijdens de afspraak, een dag na de uitreiking van de C. Buddingh'-prijs voor zijn bundel Toendra, moet de interviewer zich geen zorgen maken: "Ik ben eigenlijk altijd scherp."

De sms getuigt van de branie waar ook zijn poëzie vol van is. Zelfs de Buddingh'-jury merkte het op in een dubbelzinnig compliment, door te stellen dat Willem Thies 'van dik hout mooie, memorabele planken' zaagt.

Willem Thies beseft dat zijn werk die tegenstrijdige eigenschappen heeft. De 33-jarige Amsterdammer - onder zijn echte naam Willem Tieske Dirks werkzaam als freelance persklaarmaker voor literaire uitgeverijen - opent het gesprek met het relativeren van zijn debuut.

Zijn gedichten schreef hij op zijn zolderkamer. "'s Nachts. Het slotgedicht in de bundel is het eerste dat ik bij daglicht heb geschreven. Dan zie je een wat andere toon en stijl. Het gedicht ademt beter. Het is muzikaler en eleganter."

Zo moet ook zijn tweede bundel gaan klinken. "Minder bombastisch en minder spectaculair. Het middendeel van deze bundel, waar ik overigens nog helemaal achter sta, heeft nog het bravoure van de jeugd, die Sturm und Drang." Die gedichten schreef hij toen hij jonger was. De gedichten uit de derde en laatste afdeling zijn van de laatste drie jaar. "Die klinken zachter. Het oudste gedicht is acht jaar oud." Waarom heeft het zo lang geduurd voor hij een bundel publiceerde "Elke dichter is een autodidact. In het begin moet je je losmaken van je leermeester, voor mij was dat Georg Trakl. Hij heeft mij de beeldende poëzie getoond die ik wil schrijven. Ik wil geen talige, maar persoonlijke poëzie schrijven. Ik ben meer iemand van expressie dan van de constructie."

Hij mag dan goed weten wat hij wil, hij kan zichzelf niet een stijl opleggen, zo bleek. "Ik wilde geen prozaïsche, anekdotische gedichten schrijven, maar daar heb ik er nu vrij veel van. Dan merk je dat je niet te dogmatisch moet zijn." Is het met persoonlijk dichten wel gelukt "Persoonlijk zijn mijn
fascinaties, zoals voor de dood. Dat is een bijna ongezonde interesse. Net als alles wat met het leger, soldaten en oorlog heeft te maken. Of zaken als automutilatie, holocaust, zelfmoord. Dat heeft niets mijn autobiografie te maken, want ik ben daar allemaal niet mee in aanraking geweest."

Deze voorliefdes maken dat veel gedichten een gewelddadig randje hebben, en dat hij speelt met horroreffecten en macabere situaties. 'bloed druipt van mijn donkere wenkbrauwen', begint een gedicht. Een ander met: 'Je beweegt als een scheermes over gestoomde huid'. Waar komt die aandrang vandaan Thies: "Ik hou van de donkere kanten van het leven. Huiveringwekkende handelingen van mensen leggen psychologische principes bloot: hoe komen mensen ertoe hun lichaam als een object te zien Het is fascinerend omdat het zo absurd is."

Thies studeerde geschiedenis en ook dat is af te zien aan zijn werk. In het gedicht In de trein voert hij een jongen en meisje op, van wie de eerste 'alle triviantvragen' weet en de ander alle soappersonages kent. De derde strofe luidt: 'Ik interrumpeerde: ik weet precies hoeveel joden door/ Einsatzgruppen achter het oostfront zijn doodgeschoten,/ hoeveel joden respectievelijk zijn vermoord/ in Auschwitz- Birkenau, Bergen-Belsen, Treblinka/ Sobibor.'

Thies: "Dat is een volmaakte manier om een vervelend gesprek in de kiem te smoren. Maar ik vind ook dat de holocaust te veel wordt gereduceerd tot een slogan als 'Auschwitz nooit meer'. Ik ben geen leraar geworden, maar misschien hoop ik ergens dat een lezer 'Einsatzgruppe' gaat opzoeken."

Het openingsgedicht speelt zich af in een slachthuis. De ik-figuur vraagt aan een Turkse slachter: waarom sidderen de lichamen zo Het antwoord is: 'Contractie van de spieren. Zou jij ook doen als/ ze een stalen pin door jouw hoofd zouden schieten.' Thies: "Het gedicht heeft een realistische toon, maar het is geen verhaaltje. Iets klopt er niet. Ik heb zelf gewerkt in een slachthuis: zo'n dialoog voer je niet. Zo is er meer. Dat is denk ik tekenend voor mijn surrealistische aanpak in die eerste afdeling."

Het gedicht illustreert wat hij bedoelt met 'beeldend' schrijven, zegt hij. "Een beeld of associatie is alleen interessant als hij is ingebed in normaliteit. Mijn metaforen maak ik op basis van kleur of vorm." Hij wijst naar zijn gedicht Insecticide, dat een bunker aan de kust beschrijft: 'een schuilplaats begroeid met vaal gras'. "Dat wordt bij mij een babyschedel met grijs haar."