|
Hoe zij parfum goot in een lege tekenstift
Het Parool, 28 maart 2012
Door: Dieuwertje Mertens
Wat een aanlokkelijke titel heeft de nieuwe bundel van Willem Thies Twee vogels één kogel. Die titel duidt op een probleem, want wat nu? Of wie is de gelukkige (welke vogel ontkomt, welke wordt geschoten)? Maar de titel kan tegelijkertijd op een mirakel duiden: twee vogels, geschoten met één kogel. Wat je ook van de titel denkt, het is een verhaal. Dit in tegenstelling tot de meeste gedichten in de bundel van Thies.
Persoonlijk ben ik niet zo'n fan van observaties van de willekeur: de wereld aan de vooravond van het onweer, de onopgemerkte man op de markt, de verlepte vrouw in de kroeg die er op het late uur jonger probeert uit te zien, enzovoort. Zeker als het bij een observatie blijft, een kleine sfeertekening uit het leven gegrepen, waarbij je kunt concluderen: zo is het ook.
Thies is een dichter van de kleine observaties. Je kunt je hem voorstellen: spiedend op het terras, het notitieboekje binnen handbereik: een bescheiden stadschroniqueur.
Hij schetst veel herkenbare situaties, getiteld Straatbeeld, De dag voltrekt zich, Heenkomen. Zo heeft iedereen de wanhoop in de vorm van uitgedoste vijftigjarige vrouwen wel eens aan zich voorbij zien trekken in de kroeg om daar dan het zijne van te denken.
Ook Thies denkt daar het zijne van. Hij kijkt om zich heen en voelt zich verheven boven die platvloerse wereld vol mensen met hun nare mensengewoonten: (..)Wat heb ik hier te zoeken? Dit geoorloofde samenscholen,// het jagen op voorverpakt vermaak, de agitatie, het bulken/ aan de tafels, de eendagsberamingen, de dampende huiden// voordat alles uren later in het daglicht verstomt. Maar tot die tijd worden alle twijfels opgeschort.
Zijn observaties monden geregeld uit in een uitspraak over 'ons', de mensheid. De walging waarmee Thies zijn conclusies trekt, doen vermoeden dat we te maken hebben met een echte misantroop.
Neem het gedicht Mimesis: De hoofden van ouders duiken onder/ de kappen van kinderwagens, beelden// manisch een lach uit, grimassen fanatiek,// sporen het kind aan met hoge tonen, (..) Om te concluderen: Dit monsterlijke hoofd met pootjes/ voeden wij, we verzorgen het// en zoeken driftig naar gelijkenissen, bewijzen dat het óns toebehoort.
Je ziet aan de gedichten dat de dichter zijn woorden heel zorgvuldig heeft gekozen. Daarbij maakt hij graag gebruik van klinkerrijm. Toch is er iets wat stoort aan zijn taalgebruik: een manische lach, fanatieke grimassen, hoge tonen. Het is allemaal net iets te veel aangedikt, te gezwollen.
En dat terwijl zijn poëzie juist interessant wordt als hij zich stilistisch inhoudt en zijn misantropische blik thuislaat. Dan ontstaan prachtige, vreemde zinnen, zoals: Hoe zij als kind op het puntje van haar tenen/ naar een plank reikte, parfum goot in een lege tekenstift.
Maar de beste gedichten in de bundel gaan over De Koerd, zoals het ijzersterke Utopia, waar de titel van de bundel aan is ontleend: (..) Als Saddam dood is, zijn Iraki's en Koerden vrij./ Twee vogels, één kogel.// Hij bedoelt twee vliegen, één klap/ maar Koerden denken groter. Hier spreekt Thies duidelijke taal, geen bloemrijke observaties, maar kort, helder, krachtig taalgebruik. En er is sprake van een interessante clou of gedachtegang.
In het gedicht Rook, dat ook over De Koerd handelt, roept de dichter in duidelijke taal een raadsel op: (..) Hij belt als hij het antwoord weet/ op televisieraadsels/ maar hij komt er nooit door.// Soms heeft hij rode ogen/ en ruikt zijn hemd naar rook./ Stel hem dan geen vragen.
Zo is de poëzie van Thies het aantrekkelijkst. Jammer dat hij veelal in zijn bloemrijke observatiesblijft hangen.
Willem Thies. Twee vogels één kogel. Podium, 56 p.,€14,50
|